We naderen Torres Strait, ze zee-engte tussen Papua Niew Guinea en de Noordpunt van Australie. Het is de verbinding tussen de Pacific (Stille oceaan)in het oosten en de Arafura zee, een uitloper van de Indische oceaan, in het westen. De oceanen zijn kilometers diep, de straat die ze verbindt is 150 km breed en maar zo’n 20 meter diep, bezaaid met ontelbare riffen en honderden eilandjes. De route er doorheen is smal, maar gelukkig wel bebakend.
De handboeken adviseren ons om eerst helemaal naar het noorden te zeilen, bijna tot Papua Nieuw Guinea, om zo rond de noordelijke uitlopers van het Great Barrier rif (aan de oostkant van Australie te varen. “Als je de eerste riffen nog bij daglicht omzeilt, volgt een ongevaarlijk stuk wat je dan ‘s nachts kunt varen. Voor het moeilijke stuk daarna heb je dan weer daglicht”, zo schrijft de pilot. Dat is natuurlijk leuk bedacht, maar het lukt niet om dat zo precies te plannen, vooral niet als je al dagen niet de beloofde stroom mee hebt, maar juist tegen.
Zo zien we de eerste riffen niet eind van de middag, maar ‘s morgens vroeg en varen we midden in de nacht door de eerste smalle passages. De wind is gunstig. We zien weinig, want het is kort voor nieuwe maan. Het is spannend, de marges zijn klein, maar met behulp van de electronische kaart en de spaarzame, maar duidelijke, verlichte bakens, komen we het eerste stuk goed door. Twee vrachtschepen passeren ons onderweg.
Dat eerste deel loopt van noord naar zuid, van Papua NG naar Australie, je steekt de straat als het ware aan de oostkant dwars over. Aanvankelijk hebben we 2 knopen stroom mee, later een knoopje tegen.
Als het ochtend wordt zien we de wereld waarin we varen pas. Het water is turquoise van kleur, door de geringe diepte en de zandbodem. Overal eilandjes, met prachtige zandstrandjes. En als je beter kijkt overal vervaarlijke riffen en hier en daar wrakken die deels boven water uitsteken.
Het spannendste stuk moet dan nog komen. De werkelijke passage van oost naar west, net boven Australie langs. Dit heet het Prince of Wales kanaal. We hebben gelezen dat het hier erg sterk kan stromen, tot 6 knopen. Maar tijden en richting zijn moeilijk voorspelbaar en hangen voor een groot deel af van de verschillen in waterhoogte tussen de Indische oceaan en de Pacific. En nu, in een El Nino jaar is dat weer heel anders dan gebruikelijk. Vier weken geleden had de Anke Sophie (onze Duitse vrienden) hier geen stroom van betekenis, dat stelt ons gerust.
Op de marifoon horen we een vrachtschip dat aankondigt dat hij over een uur de oostelijke ingang van het Prince of Wales kanaal zal invaren. Dat is leuk, want wij verwachten daar op hetzelfde moment te zullen zijn. We zien hem ook op de AIS en even later hebben we hem in zicht. Wij draaien iets eerder het kanaal in en we worden geleidelijk door hem ingelopen, want met een snelheid van 10 knopen is hij duidelijk sneller. Maar als hij ons eenmaal voorbij is, gebeurt er iets eigenaardigs. Binnen een half uur neemt de stroom toe tot 6 knopen. Met een vaarsnelheid van 7 knopen gaan we dan 13 knopen over de grond. Zoiets kennen we alleen van de wateren rond de kanaaleilanden. Het vrachtschip neemt gas terug, blijkbaar geldt voor hem een maximumsnelheid van 10 knopen. En voor het eerst in onze carriere zeilend we een vrachtschip dat 10 knopen vaart eruit! De riffen en eilandjes schieten voorbij en voor we het weten varen we het kanaal uit en laten we Torres Strait achter ons. De rest van de dag varen we in turquoise water, want de Arafura zee blijft nog tientallen mijlen ondiep.
‘s Nachts zien we veel vissersboten om ons heen, een deel van hen trekt de vissen aan met enorme lichtbakken. Zittend in de kuip hoor ik een vliegtuig laag overkomen en even later klinkt over de marifoon: “sailing yacht Deesse, this is Australian coastgard patrol aircraft. Welcome in Australia. Please give me your last port of call, your next port of call and your port of registration, please.”
Ik vertel hem wat hij wil weten. Australie laten we letterlijk links liggen en we vervolgen onze koers naar Indonesie, waar we over een dag of 6 denken aan te komen.