Het is al weer ruim 3 weken geleden dat we aankwamen op Flores. Inmiddels verbleven we ook op Faial en Pico. Morgen zetten we koers naar Terceira.
Flores is het meest westelijke eiland van de Azoren en daarmee de meest westelijke uithoek van Europa. Na aankomst weten we dat we hier meer dan 2 weken zullen blijven, omdat mijn broer Guus en zijn vriendin Kirsten ons hier begin juni komen opzoeken. We vinden het heerlijk om na onze weken als cruise-schip in de Carieb en na de toch enerverende 17 dagen durende oversteek, een tijdje rustig op één plek te liggen en de tijd helemaal aan ons zelf te hebben.
Lajes de Flores is een piepklein plaatsje met Flores’ enige haven. Een paar jaar geleden is er in de haven een kleine marina gemaakt, met plaats voor een 15-tal jachten. Het is er bij de meeste windrichtingen redelijk beschut, behalve bij wind (en vooral golven) uit noord tot noordoost. Daarover maken we ons in eerste instantie geen zorgen, de verwachte storm komt uit het zuid-westen.
We melden ons bij de havenmeester die alle tijd voor ons neemt. Hij vertelt uitgebreid over de geschiedenis van de haven en toont ons de wind- en golfverwachtingen. Over de 7 meter hoge golven uit zuidwest hoeven we ons volgens hem geen zorgen te maken. Het wordt alleen maar oncomfortabel in de haven, niet gevaarlijk. Maar de golven van 3 meter uit het noorden die over een week worden verwacht baren hem meer zorgen. Hij zal het op tijd laten weten als we de haven uit veiligheidsoverwegingen moeten verlaten. We laten onze was bij hem achter, daar zal zijn moeder zorg voor dragen. We eten een heerlijke steak (9 euro, biertje 1 euro) bij de bar die een paar honderd meter verder aan de weg naar het dorp ligt. Wat een verschil met de prijzen in de Carieb! Om naar het dorpje zelf te gaan moet je een kilometer de steile weg naar boven volgen. Vanaf de klif kijk je mooi op de haven beneden. De supermarkt ligt nog een kilometertje verder. We houden dat een paar dagen vol maar besluiten daarna snel om ons de luxe van een huurauto te permitteren, zeker ook om ons van goed vervoer naar de prachtige wandelingen op het eiland te verzekeren.
Onze eerste wandeling (toen nog zonder auto) begint een kilometer of 4 (heuvel-op) van de haven. De route naar het startpunt loopt langs de vuurtoren en we kijken mooi neer op het dorpje Lajes. De wandeling zelf begint boven aan de klif en daalt steil naar het strand, ruim 200 meter lager. Het pad is spectaculair. Anderhalf uur later zijn we weer boven, waarna we de lange weg naar de haven teruglopen. Alles bij elkaar toch wat veel voor onze spieren en gewrichten, die de laatste maanden weinig meters aan land hadden gemaakt.
Inmiddels is ook Iona de haven binnengelopen. Zij waren een dag later uit Antigua vertrokken en we hadden dagelijks radiocontact. Zij vinden het maar niets dat het hun niet gelukt is om ons in te halen, ondanks dat ze een groter en potentieel sneller schip hebben. Ja, we weten inmiddels dat Déesse het op de lange passages opvallend goed doet voor haar lengte.
Als de dagen daarna de storm steeds heviger woedt, komen er toch nog af en toe schepen binnen varen. Voor ons slecht te begrijpen; bij storm is het op open zee veel veiliger dan bij een kust, maar de bemanningen zijn de opeenvolgende depressies zo beu dat ze het er toch maar op wagen om binnen te komen, zelfs midden in de nacht. Het gaat gelukkig allemaal (net) goed.
Met het slechte weer rijden we af en toe over het eiland en kijken hoe in het westen de metershoge golven op de kust beuken. Er zijn heel veel watervallen op het eiland (na regen meer dan 200) en het is prachtig om te zien hoe de meeste watervallen de grond niet halen, omdat al het water door de storm wordt weggeblazen.
We doen ons best om alle restaurantjes op het eiland met een bezoekje te vereren, soms voor lunch, soms voor avondeten. Sommige liggen op prachtige plekken, uitkijkend over zee. Het eten is vrijwel altijd heerlijk en de prijzen zijn onbegrijpelijk laag.
Aan boord storten we ons op de e-learning. We hebben heel wat nascholing in te halen en wat is er heerlijker dan met regen, tent dicht, kachel aan, allebei achter de computer nascholingspunten te scoren? Af en toe is er een droge dag en we maken een paar prachtige wandelingen. Een langs de westkust en een langs de noordooskust. Bij de laatste maken we een inschattingsfout. We willen aan het eind van de wandeling 6 km terugliften naar het startpunt, waar de auto staat. Het is zondagmiddag, het is de hoofdweg van het eiland, maar in anderhalf uur komt er niet één auto langs! Ja, het is een heel rustig eiland. De mooiste wandeling van het eiland, langs de noordwestkust, bewaren we tot Guus en Kirsten er zijn.
In verband met de verwachte golven uit het noorden verlaten de meeste jachten de haven. Zoals de havenmeester voorspelde wordt het flink oncomfortabel. Door de binnenkomende deining rukt de boot aan de 8 lijnen waarmee we als een spin in de box liggen, ondanks het gebruik van rubber veren. Maar zoals gezegd, gevaarlijk wordt het niet. Er komen nieuwe jachten, waaronder 3 Nederlandse boten. Stamper kennen we al uit Zuid-Afrika, Chara en Long John Silver doen een rondje Atlantic en zijn nieuw voor ons. Natuurlijk maken we uitgebreid kennis met een etentje of een drankje. Met Rob en Anneke van Stamper delen we de auto een week en we maken ook samen meerdere uitstapjes.
Op de Azoren is het een traditie dat de jachten een schildering achterlaten op de kademuur. Horta (op Faial) is hierom beroemd, maar ook hier op Flores zijn de kademuren vol met schilderingen. We vinden er een terug van de Feeks (Marcel en Ben); die van de Vagant is helaas vergaan. Monique maakt er een namens de Déesse, een project van een paar dagen omdat de verf tussendoor moet drogen.
Het weer blijft wisselend. Vaak regen, vaak harde wind. Op een wat rustiger dag peddelt Monique op haar SUP-board de marina uit, naar het eind van de golfbreker. Maar dan blijkt het toch veel harder te waaien dan gedacht en de wind drijft haar naar zee. Ik zit nietsvermoedend op de boot, terwijl ze vecht om weer in de beschutting van de pier te komen. Gelukkig lukt het haar, ze wordt door een voorbijganger naar de jachthaven teruggereden, ze is uitgeput en erg bang geweest. Het paddleboard halen we later samen op.
Op een ochtend horen we op de radio dat er een zeiljacht stuurloos op de kust van Flores afdrijft. Een reddingsboot is er niet op Flores. De pilot-boot lijkt als reddingboot wel geschikt, maar staat net voor onderhoud op de kant. Dus gaat de RIB van de douane er op uit. En al zijn het geen geschoolde redders, ze weten de gehavende stuurloze Ovni binnen te slepen. We kijken vanaf de kade toe hoe de 2 boten stuiteren op de enorme golven. Het zeiljacht, stuurloos, zwiept van links naar rechts. Ze worden langs de binnenzijde van de golfbreker afgemeerd. De marina kunnen ze pas ingesleept worden als het weer helemaal rustig is.
Zo vervelen we ons in deze twee weken geen moment. We bezoeken iedere uithoek van het eiland, wandelen, studeren en rusten lekker uit.
Op 2 juni komen Guus en Kirsten aan op Flores. Gelukkig waait het die dag wat minder, zodat de vlucht van Sao Jorge (waar ze al een week hebben gewandeld) naar Flores gewoon doorgaat. Vlak na de landing begint het te stortregenen en verdwijn het zicht, maar dat geeft niet, die zijn binnen. We hopen dat het weer het zal toelaten om nog een mooie wandeling samen te maken en dat we daarna een weervenster vinden om met zijn vieren naar Horta op Faial te varen.
Het zit ons (weer eens) enorm mee. Twee dagen later maken we de mooiste wandeling van het eiland, van Ponta Delgada naar Faja Grande, deels boven langs de rand van de klif, later een steile afdaling naar de kust, waarbij de zon zich regelmatig laat zien. ‘s Avonds eten we pulpo (inktvis) in een prachtig klein restaurant aan het eind van de wandeling. Daar staat ook onze auto klaar om ons weer naar de boot te brengen. De andere dagen zien we nog wat van het eiland, al gaan de hogere delen met de caldeira’s (kratermeren) grotendeels schuil in de mist.
We zien een redelijk mooi weervenster ontstaan en op zondag 5 juni varen we bij het eerste licht uit voor de 140 mijl naar Horta. We weten dat we eerst nog met hoge (4 m) golven te maken zullen hebben, maar we kunnen niet later vertrekken omdat 24 uur later storm uit het zuiden wordt verwacht en we dus op tijd weer binnen moeten zijn. Blijkbaar vinden alle andere boten in de haven dit window te krap; we zijn de enige die uitvaren. De golven zijn goed te doen, we vinden snel mooie wind en we hebben een fantastische overtocht. Guus en Kirsten, die alletwee nog nooit op zee hebben gevaren, doen het uitstekend. Ze draaien volop mee in de wachten en genieten van de trip. We komen bij het eerste licht aan in de haven van Horta. De marina is overvol, dus we gaan binnen de golfbreker voor anker. Een paar uur later breekt de storm in alle hevigheid los. Het waait veel te hard om de bijboot op te blazen en we willen de boot ook niet onbeheerd achterlaten, dus we blijven de rest van de dag en de nacht aan boord. De volgende ochtend varen er veel schepen uit en krijgen we een plaats toegewezen in de jachthaven. Het anker zit muurvast, diep in de bodem getrokken door de harde wind en het kost veel moeite om los te komen. Eenmaal aan wal ontmoeten we Gallinago en Iona weer en onze lieve vrienden van de Sirena, die we voor het laatst in Kaapstad zagen en die een hele zware (storm) en lange (30 dagen)overtocht vanuit Martinique achter de rug hadden.
We genieten er van om te zien hoe happy Guus en Kirsten samen zijn en zij genieten duidelijk van het verblijf bij ons. Ze organiseren voor ons een trip naar het buureiland Pico, met, als het weer het toelaat, de beklimming van de gelijknamige vulkaan. ‘s Morgens nemen we de eerste ferry en daarna direct met de taxi naar het vertrekpunt van de beklimming, op ruim 1200 meter hoogte. Na een veiligheidsvideo en uitgerust met een verplichte GPS-tracker beginnen we aan de beklimming. Het grootste deel van de klim van ruim 1100 hoogtemeters verloopt in de mist. Maar als we bij de kraterrand komen begint het wat op te klaren. Na het beklimmen van de Piquinho, een 100 meter hoge kegel die oprijst vanuit de kraterrand, opent zich een spectaculair panorama. We bevinden ons op het hoogste punt van Portugal. We zien Faial met Horta liggen en ook Sao Jorge. Op de lagere gedeeltes van Pico zien we vele kleinere vulkaankraters. Er ligt ijs op de top. Ook onderweg naar beneden kijken we onze ogen uit. Het afdelen is, net als de klim, behoorlijk pittig. Ruim 7 uur na vertrek zijn we weer beneden. De taxi brengt ons naar een prachtige B&B en ‘s avonds trakteren Guus en Kirsten ons op een fantastisch diner in het mooiste visrestaurant van Pico. De volgende dag wandelen we door het wijngebied van Pico, waar elke wijnrank beschermd wordt door een rond muurtje van gestapelde lavastenen.
Wat boften we met het weer op Pico. De dagen erna hebben we de zon niet meer gezien. Een rondrit over het eiland Faial verdween grotendeels in de mist. Het museum bij Capelhinos, geweid aan de vulkanische land-aanwas in 1957/1958 was wel zeer de moeite waard. Natuurlijk bezoeken we het beroemde café Peter Sport meerdere malen, the place to be voor zeilers!
En dan zit het verblijf van Guus en Kirsten er weer op. Het was echt fijn om ze een week aan boord te hebben. We brengen ze naar de luchthaven, waar al snel blijkt dat hun vlucht vanwege de mist is geannuleerd. Gelukkig slagen ze er in om later die dag de ferry te nemen naar Pico en daar alsnog op een vlucht naar Lissabon te komen.
Zelf kijken we nu weer vooruit, naar een mogelijkheid om richting Engeland te vertrekken. Voorlopig lijkt het weer nog niet mee te willen werken. Dan maar stapje voor stapje. Morgen richting Terceira, daarna zien we wel weer verder.