We zijn eigenlijk nog maar net bijgekomen van onze grootste oceaanoversteek (3100 mijl Indische Oceaan, van Bali naar Rodrigues), of we zijn al weer onderweg voor de volgende etappe. En die mag er, met ruim 1100 mijl, toch ook best zijn. We varen van Rodrigues naar de noordwestkant van Madagascar. Onderweg zijn er wel enkele obstakels. Op de eerste plaats zijn er de Cargados Carajos Shoals, een zeer uitgestrekt gebied van kleine eilandjes en vervaarlijke riffen. In 2014 strandde hier nog een van de schepen van de Volvo Ocean Race, Team Vestas, met een Nederlandse navigator. Dit gebied ligt op onze route en inderdaad, als je niet goed inzoomt op de elektronische kaart, kun je een deel van de ondieptes over het hoofd zien. Dat zal ons niet gebeuren en we plannen onze route er veilig omheen. Verder zijn er onderweg nog enkele zgn onderwaterbergen, waar de diepte plots afneemt van bvb 5000 naar minder dan 100 meter. Natuurlijk meer dan diep genoeg voor ons, maar door sterke stromingen in combinatie met forse wind kan de zee daar soms zeer onstuimig zijn, dus ook daar moeten we toch rekening mee houden. Tot slot is er de noordkaap van Madagascar waar we omheen moeten. Door het kaapeffect kan de wind daar tot 25 knopen (45 km/u) harder waaien dan de bestaande wind die meestal al kracht 6 of 7 is. In combinatie met tegenstroom zorgt dat ook voor zeer lastige omstandigheden. We zullen ons onderweg dan ook zeker niet vervelen.
De wind komt het hele traject uit het zuid-zuidoosten, dus het allergrootste deel recht van achteren en we kruisen dat in zeer lange slagen af, in totaal zijn we tien keer gegijpt. De wind varieert flink in sterkte. Sommige dagen varen we onder vol tuig bij windkracht 4-5, maar andere dagen is het windkracht 7 of 8 en varen we met het derde rif in het grootzeil en een klein stukje uitgeboomde genua. Halverwege valt de wind een tijdje helemaal weg en varen we een aantal uren op de motor. Op een dag met rustige zeilomstandighjeden vangen we nog een mooie mahimahi van ruim 8 kg. Er is weinig zeeleven te zien, geen walvissen en we hebben dit keer zelfs geen ontmoetingen met dolfijnen. De temperatuur van het zeewater stijgt met een halve graad per dag, van 24 naar meer dan 28 graden. Het wordt duidelijk tropischer! Overdag lezen we veel en ‘s avonds bespreken we vaak de boeken die we alletwee hebben gelezen. De maan is vrijwel vol en maakt het nachtzeilen erg ontspannen.
Het venijn zit hem duidelijk bij de kaap. De gribfiles tonen daar eerst nog 2 dagen rustig weer, maar als wij gaan ronden zal het kracht 7 waaien, het kaapeffect niet meegerekend. Onze literatuur (Jimmy Cornell) adviseert om minimaal 30 mijl uit de kust te blijven. Maar dat is wel erg ver om en zal ons zeker een halve dag extra kosten. Als we in de buurt komen besluiten we toch maar wat meer de binnenbocht te nemen. Daarvoor hebben we twee argumenten. Ten eerste waait het nog maar kort zo hard en zijn de golven nog niet erg opgebouwd. Op de tweede plaats blijkt er een sterke stroom mee te staan, en dat heeft een dempende invloed op de golven. Zo gezegd zo besloten. We vinden het wel behoorlijk spannend. We hadden berekend dat we bij daglicht zouden ronden, maar door de sterke stroom mee zijn we er veel eerder. En zo vliegen we onder minimaal tuig in het pikkedonker om de kaap, met 40 knopen wind en sterke stroom mee, met een ongekende snelheid van meer dan 9 knopen over de grond. En de golven vallen inderdaad reuze mee. De luwte na de kaap komt later dan verwacht, maar de wind is dan meteen ook helemaal op. De laatste 80 mijl varen we noodgedwongen op de motor. Ergens voor anker is niet echt een optie, ten eerste omdat er ook de komende dagen geen wind verwacht wordt, ten tweede omdat we nog niet zijn ingeklaard en dan is het illegaal en daarop staan flinke boetes. Overigens horen we later dat de kustpolitie weliswaar boten heeft, maar geen geld om diesel te kopen, dus er wordt niet gecontroleerd.
Dinsdagochtend laten we om 10 uur het anker vallen bij Hell-Ville, de hoofdplaats van eiland (en district) Nosy Be, wat Groot Eiland betekent. De naam van de stad (Hell-Ville) zegt niets over de plaatselijke atmosfeer, maar verwijst naar admiraal De Hell, in 1841 gouverneur van Reunion (destijds Bourbon Island genoemd), toen Hell-Ville onder Frans bestuur kwam. Na enkele uren zijn de formaliteiten achter de rug en gaan we weer anker op. Onze vrienden Thomas en Annette van de Anke Sophie liggen 15 mijl verderop voor anker, tussen Nosy Be en Nosy Sakatia in. We kijken er al lang naar uit hun weer te ontmoeten. Zij pakten een half jaar geleden in Nieuw Zeeland het eerste weerwindow. Wij konden toen nog niet weg vanwege het ongeval aan mijn rug. Sindsdien lopen we steeds een week of vier op hun achter. Maar zij gingen nog 2 weken naar Reunion en dat hebben wij overgeslagen en zij hebben ook de oostkust van Madagascar nog uitgebreid aangedaan. En zo komen we elkaar nu weer tegen. Dat wordt natuurlijk meteen uitgebreid met eten en drinken gevierd, te beginnen met onze traditionele aankomstbubbels na een geslaagde grote oversteek. We zijn van plan hier voorlopig samen op te trekken en ook de spannende oversteek naar Zuid Afrika samen voor te bereiden en wellicht ook daarbij samen op te varen.
We liggen heerlijk rustig zo, op beschut water. Geen forse deining van de Indische Oceaan meer. Helder blauw water, af en toe een schildpad bij de boot. Zwemwater van 29 graden en mooi koraal om te snorkelen.
Om met Thomas en Annette te spreken: Mann muss mit Nichts zufrieden sein