We zijn nu twee weken in Madagascar en hebben de smaak behoorlijk te pakken. Allereerst het klimaat. Het is behoorlijk warm, overdag 33 graden, ‘s nachts 22, maar het is gelukkig niet vochtig. Overdag sturen we met een luchthapper op het voorluik een briesje door de boot, waardoor de temperaturen binnen niet te hoog oplopen. Het zwemwater is zo’n 28 tot 29 graden, daardoor kun je lekker lang snorkelen zonder rubberpak. De wind wordt vooral bepaald door land-zee effecten, met een zeewind die om een uur of 10 opsteekt en in de loop van de dag van noord naar west draait, heerlijk voorspelbaar. Nergens staat een sterke deining. Er zijn veel eilandjes en baaien, allerlei plekken waar je prima kunt ankeren en waar je vaak mooi kunt snorkelen. Een zeilersparadijs!
De avondluchten zijn oranjerood, je voelt dat het Afrikaanse continent vlakbij is. De muskietengazen gaan ‘s avonds voor de luiken en buiten branden we anti-muggenspiralen. Op de boot valt het met de insekten nog mee, maar aan land bedekken we ons zo veel mogelijk en smeren we DEET op de onbedekte plaatsen. Na onze ervaring met ciguatera doen we er nu in ieder geval alles om dengue en malaria te voorkomen. We slikken dagelijks malariaprofylaxe, daarmee zijn we onder de cruisers overigens een uitzondering, zelfs hier in Madagascar. Maar voor ons voelt het zo prima.
Gelukkig heeft Madagascar aan fauna veel meer te bieden dan alleen ziekte-overbrengers. Een paar dagen geleden brachten we samen met Annette en Thomas een bezoek aan het Loboke National Park op Nosy-Be. Alleen de tocht erheen was al een belevenis. Eerst een half uur uur met de taxi naar een dorpje aan de kust, waar de weg ook eindigt. Onderweg vertelt de taxichauffeur honderduit over de planten die we onderweg zien. Naast allerlei fruitbomen zijn er vooral ylang-ylang bomen. De bloemen daarvan worden geplukt, verzameld, geperst en gedestilleerd, waarna een kostbare etherische olie overblijft, ylang-ylang olie. Het wordt gebruikt in de parfumindustrie (het is een bvb onderdeel van Chanel no 5),
het is heerlijk om mee te masseren en er worden allerlei geneeskrachtige effecten aan toegedicht. De bomen zijn normaal 20 meter hoog, maar hier zagen ze de stammen op enkele meters af en buigen de takken naar de grond, waardoor het verzamelen van de bloemen veel makkelijker is. Er is meer dan 50 kg aan bloemen nodig (dat zijn heel veel zakken) voor een liter olie. Het dorp waar de chauffeur ons aflevert ligt aan een mangrovebos. Het is laag water en overal zie je drooggevallen pirogues liggen, houten outrigger kano’s. Het national park is alleen over het water te bereiken. Tevergeefs zoeken we de steiger met de watertaxi. Onze gids en zijn zoon wandelen met ons door het mangrovebos tot we dicht aan de waterkant bij 2 pirogues komen. We krijgen alle vier een peddel en beginnen aan de ruim een half uur durende tocht naar het reservaat. Wij voelen het al gauw in onze schouders, maar er zit niets anders op dan gewoon maar doorpeddelen. De gids zit achter in de kano, hij gebruikt zijn peddel ook als roer en wisselt het peddelen af met hozen met behulp van een halve plastic fles. Als we er bijna zijn en het voor de kano’s te ondiep wordt, waden we het laatste deel naar de kant. Het is stijgend water, er wordt geen ankertje uitgegooid, de gids weet precies waar de kano’s in de komende uren naar toe zullen drijven. We waren die ochtend al vroeg op pad en we zijn dan ook de eerste twee kano’s die bij het park aankomen. Het dorpje, wat dus alleen over het water te bereiken is, is duidelijk op toeristen ingesteld. Er zijn allerlei kramen met souvenirs van lokale makelij en er zijn met bananenbladeren overkapte plaatsen met tafels, blijkbaar bedoeld om na het bezoek de meegebrachte lunch te nuttigen.
Armand, onze gids neemt ons mee het oerwoud in. Zijn zoon blijft achter om onze lunch te bereiden. We lopen in slakkentempo door het bos, langs een helling omhoog. Hoe sneller je loopt, hoe minder je ziet, benadrukt onze gids. Met zijn getrainde ogen vindt hij al snel bijzondere mantela’s, een van meer dan 400 soorten kikkers die op Madagascar voorkomen, kameleons en gekko’s, waaronder de Brookesia micra, een van ‘s werelds kleinste reptielen, niet groter dan anderhalve centimeter, en de uroplatus, de echte kampioen van de camouflage.
We zien twee slangen, waaronder een enorme boa constrictor van meer dan 2 meter en zo’n 60 kilo. Tot slot zien we 3 soorten lemuren. Madagascar is de enige plek ter wereld waar deze voorlopers van de apen voorkomen.
Als we na twee uur lopen terugkomen in het dorp aan de kust, heeft de zoon van Armand de lunch klaar. We eten vis, langouste, rijst en salade. We kunnen ter plekke zelfs een biertje kopen. Na een uurtje verteren op het strand, peddelen we met zijn allen weer terug. De lemuren zien we later nog op meerdere plaatsen. Soms zijn ze half tam en springen ze op je schouder, in de hoop iets lekkers te bemachtigen.
Ook onder water is de natuur prachtig. Nergens was het snorkelen zo mooi als hier. Vandaag nog zagen we in een half uur 4 schildpadden, een reusachtige porcupine vis (zeker meer dan een meter lang), grote trevally’s, kreeften, batfish, allerlei koraalvissen in de mooiste kleuren, tussen weelderige anemonen en koralen. En allemaal prachtig te zien op een diepte van minder dan 3 meter. We maakten ook nog 2 duiken, onder leiding van een plaatselijke instructeur. We zagen prachtige koraallandschappen en ook 2 zeepaardjes, een vrouwtje en een zichtbaar zwanger mannetje.
De bevolking van Madagascar is arm. De meeste dorpen bestaan alleen uit hutjes, opgebouwd uit stammen en twijgen en met een dak van palmbladeren of golfplaten. Wegen en andere infrastructuur zijn er nauwelijks. Aan de kusten gebeurt al het vervoer met grote en kleine zeilende pirogues. Dat is natuurlijk een prachtig gezicht, maar geeft wel een idee van de lage economische standaard. Nog nergens zagen we zo weinig boten met een (buitenboord) motor. De mensen lijden geen honger, maar hebben geen geld om te besteden. Nosy Be met de hoofdstad Hellville is door het toerisme zeker welvarender. Het stadje heeft een leuke sfeer. In de stad zorgen taxi’s (alle maal antieke R4-tjes) en zwermen tuc-tucs voor het vervoer. Een rit kost omgerekend 15 cent per persoon. Er is een goede supermarkt en een fantastische markt. Groenten, fruit en vlees zijn onvoorstelbaar goedkoop. Kaas daarentegen wordt geïmporteerd en is schrikbarend duur. Je kunt in een van de 4 restaurantjes prima eten voor minder dan €5 per persoon, en dan eet je heerlijk gegrilde vis of ossehaas (van Zebu, het nationale rund). Maar het is ook heerlijk om voor anker te liggen in een beschutte baai, ver weg van het stadje, zoals bij het eiland Munoko. We hebben gelezen dat er op dat eiland een straatarme queen woont en dat het gepast is om een klein kadootje mee te nemen als je om toestemming gaat vragen om er voor anker te liggen. Dus gewapend met wat blikjes vlees, een t-shirt, wat visgerei en een paar lege flessen gaan we aan wal. De vrouw is ons zeer dankbaar, deelt de kadootjes meteen met andere dorpsgenoten en een buurjongen gidst ons naar de enige baobab-boom die op het eiland staat. Ondertussen springt er onverwachts een lemur boven op mn hoofd, en ook bij Monique zitten er twee op haar schouders. De dorpskinderen hebben de grootste lol met een paar ballonnen die ze van Annette kregen. Het dorp heeft een paar dagen geleden een nieuwe boot te water gelaten, we zijn onder de indruk van het vakwerk.
Buiten Hellville zijn er geen winkels of markt, geen wegen en tuc-tucs. Er is dan bijna niets te krijgen. Voor ons geen probleem, de voorraadkasten van de Déesse zijn nog altijd goed gevuld. We kunnen de mensen op de eilandjes soms dus een plezier doen met een paar vishaken, met een t-shirt of zelfs met alleen maar lege flessen waar ze zelfgestookte rum in bottelen. Ook lijnen (touwen) voor hun boten zijn erg in trek.
Voor de plaatselijke bevolking zijn wij natuurlijk superrijk en soms denken ze dat onze bronnen onuitputtelijk zijn. Er wordt dan ook nogal eens wat vanaf het dek van de boten gestolen en wij bergen alles dan ook iedere avond op. Tijdens één nacht is er geprobeerd om onze bijboot met buitenboordmotor te stelen. De stalen kabel waaraan hij vastlag bleek te sterk voor het gereedschap van de dief. Alleen waren m’n slippers weer weg. Gezien de hele situatie kunnen we er niet echt boos om worden, alleen nog voorzichtiger.
Maar over het algemeen zijn de contacten met de bevolking heel prettig. Het is een groot voordeel dat we Frans spreken, voor Madagascar de tweede taal. De mensen zijn vriendelijk, behulpzaam, maar wel minder uitbundig in het contact dan bvb in Vanuatu.
We cruisen nu al twee weken in dit prachtige gebied. Het plan is om vanaf hier een stuk af te zakken langs de westkust van Madagascar en vervolgens op het smalste stuk het Mozambique Channel over te steken. We zijn nu weer terug in Hellville, niet alleen voor de laatste proviandering, maar vooral ook om de pakketjes op te halen die Monique’s broer David ruim drie weken geleden naar ons opstuurde. En inderdaad, vanochtend kregen we een telefoontje van de post dat de zending aangekomen was. Een verrassingspakket vol Nederlandse lekkernijen en leesvoer. Bedankt David en Christa, wat een superleuk kado! We hebben meteen de laatste boodschappen gedaan en immigration en havenmeester bezocht om uit te klaren. We zijn nu helemaal klaar om morgen te vertrekken.
Zin om meer foto’s van Madagascar te zien? Klik dan hier!
En voor liefhebbers: eindelijk staan de foto’s van Indonesië deel 2 erop, klik hier!