Bij het eerste morgenlicht varen we weg bij Gili Air, op naar Bali, een tocht van 54 mijl. We moeten daarvoor de zeestraat tussen Lombok en Bali oversteken, waarin het flink kan stromen. Gelukkig staat de stroom meestal naar het zuiden wat ons goed uitkomt. En inderdaad, op een bepaald moment hebben we maar liefst vier knopen stroom mee, zo gaat ie lekker! Veel eerder dan verwacht komen we aan, even spannend nog om tussen de brekers op de riffen door te varen maar dan zijn we er. We vinden onze mooring en gaan die dag nog op verkenning uit. We liggen bij het zuidelijke schiereiland Serangan wat met een dijk vastzit aan de rest van het eiland. Het dorpje waar we doorheen lopen is totaal niet toeristisch. We moeten even wennen aan wat we hier zien, dit is zo anders dan we tot nu toe zagen. Overal waar we maar kijken zien we tempels en tempeltjes, bij ieder huis altaren en altaartjes, en op elke stoep of richel ligt wel een offerande in de vorm van een gevlochten mandje gevuld met bloemen, rijst, een ei en een koekje, maar soms zie je er ook een snoepje in, soms een stukje kip of een sigaret en altijd steekt er ergens wel een wierookstaafje in. De mensen die ons aanspreken zijn oprecht geinteresseerd en aardig, ze zijn heel open en willen ons alles laten zien, hun huizen, hun winkeltjes, hun tempels. We horen gamelanmuziek en zien een stuk van een dansrepetitie. En aan het eind van de wandeling belanden we op een sfeervol binnenplaatsje bij mensen thuis, waar we genieten van een koud biertje met Indonesische nasi goreng. De gastheer vertelt volop over het geloof en bijbehorende rituelen. We weten dan nog niet dat deze plek ons stamcafe voor de komende week zal zijn en dat we hier heel wat keertjes eten.

Donderdag 27 augustus melden we ons bij onze agent, die destijds voor het cruising permit zorgde. We brengen de gasfles en de was weg, huren een brommertje en gaan dan naar Customs en Immigration om ons in te klaren in Bali. Die dag twee keer in het kantoor van UPS gestaan om ons pakketje op te halen, maar door een fout bij het postbedrijf, heeft de douane in Jakarta toch import tax op ons pakketje geheven, terwijl dat niet de bedoeling was voor een pakket gericht aan een Yacht in Transit. 350 euro! Pas als we dat betalen geven ze het pakket vrij. Grrrr, en zie dat maar eens ongedaan te maken in een land als Indonesie. Twee dagen proberen we onder deze importbelasting uit te komen, we krijgen ongeveer iedereen te spreken op Bali en Jakarta die hier over gaat, maar aan het eind van het negatieve liedje betalen we met hangende pootjes en zijn blij dat we het ooh zo belangrijke onderdeel van de motor in goede staat in handen hebben. Maar op weg naar huis, worden we ook nog even tegengehouden door meneer agent, die blijkbaar alle blanken op een brommer aanhoudt. En inderdaad, hij heeft een punt: we hebben ons internationale rijbewijs niet bij ons, ligt op de boot. Dokken dus. Maar vooruit, officieel kost het een miljoen, maar als we het onofficieel meespelen is het maar 300.000 roepiah. De man kan het niet waarderen als ik hem corrupt verklaar met mn grote mond, dus mogen we blij zijn als we even later wegrijden, slechts 200.000 roepiah armer. Pffff, dat kon er nog wel even bij. Een groot glas bier in het stamcafé maakte het leed wat zachter.
Na al dit gedoe was het tijd voor iets leukers. Dus weer met twee brommers op pad. We bezochten de grote Pura Taman Ayun, het prototype van een Balinese tempel. Daarna worden we rondgeleid door het rijstmuseum, hartstikke leuk, daar wilde ik graag wat meer over weten. Natuurlijk even extra aan Pieters vader gedacht, die zich tijdens zijn leven als landbouwkundige veel met irrigatiesystemen in Azie bezighield. We gaan lunchen bij het tempelcomplex Pura Tanah Lot, wat doordat het in zee is gelegen Juweel in de Branding wordt genoemd. Dan bezoeken we de grootste vlindertuin van Azie en kijken onze ogen uit. Er hangen honderden poppen en cocons, waarvan sommige net zijn uitgekomen, de enorme vlinders hangen er op hun kop aan te drogen. Ook zijn er schorpioenen, reusachtige kevers, wandelende bladeren en takken, hartstikke leuk. Dan rijden we in de late middag naar Ubud, een levendige kunstenaarsstad wat noordelijker op Bali gelegen. Zoiets hebben we in Indonesie niet eerder gezien. Het gonst in de straten van de etende toeristen op de vele terrassen, overal prachtige etalages met allerlei kunstwerken, sieraden en mooie kleding, restaurants in elke stijl die je maar wilt. We stoppen bij een homestay midden in een drukke straat. We lopen de binnenplaats op en verkeren meteen in een oase van rust, omgeven door huistempeltjes en altaren. We blijken de enige gasten te zijn en slapen en ontbijten er voor 13 euro, ongelooflijk. En wat een toeval dat op nog geen 100 meter afstand er een uur later een kecak-dans begint, een vuur en trance-dans. We zitten op de eerste rij en kijken een uur lang verwonderd naar de bijna 80 mannen en vrouwen die er een prachtige performance neerzetten, compleet met mooie kostuums, veel vuur en de ritmes voortgebracht door mensenstemmen. De volgende dag rijden we door de rijstvelden en zien prachtige steile terrasbouw. Dan zijn we tevreden en gaan terug naar de haven, met nog even een korte stop bij de grote vlieger-competitie. Dat weekend is er een internationaal vliegertoernooi en niet ver van de boot vandaan zien we elke dag talloze vliegers de lucht ingaan, met de mooiste kleuren en vormen, sommigen wel 4 bij 10 meter met een staart van 40 meter. Overal in de straten zien we mensen aan hun vliegers werken, blijkbaar een volksvermaak hier in het zuiden van Bali waar altijd een stevige zuidoost passaat waait in deze tijd van het jaar.
Maandag is een spannende dag: we willen uitklaren en proberen de dag erna te vertrekken. Menig zeiler wenst ons succes, want de ervaringen zijn niet rooskleurig, sommigen zijn drie dagen met het hele proces bezig geweest. Maar soms zit het mee en zo ook die dag. Om half negen beginnen we met het rondje en om half drie zijn we klaar! In die tijd zijn we eerst naar Immigration gegaan, dan naar Quarantaine, vervolgens naar Customs. Dan naar de Navy en als laatste naar de Havenmeester. Alle genoemde kantoren zitten op een andere plek in de stad, we maken dus heel wat kilometers op onze brommer. Als het rondje gedaan is, weer terug naar Immigration en door naar Customs. Daar besluiten ze dat ze de boot willen zien, dus drie mannen in onze dinghy geladen en naar de boot. Ze willen alleen de motor zien, maken er een foto van en zijn tevreden. Ze verklaren ons uitgeklaard! Het enige obstakel is nog de Immigrations, want om onduidelijke redenen hebben zij onze paspoorten gehouden en beloofd op dinsdag vroeg in de ochtend speciaal naar onze haven te rijden om de paspoorten pas te stempelen op de dag van vertrek. Maar ook dat blijkt te gaan volgens afspraak, om 7 uur in de ochtend worden we ons bed uitgebeld dat ze al op de kade staan te wachten. Wauw, dit proces is dan ineens soepel gegaan! De dag ervoor hebben we al ruim inkopen gedaan in een uitgebreide supermarkt met veel groenten en fruit, dus we zijn klaar voor de oversteek die waarschijnlijk zo’n 23 dagen zal gaan duren, 3070 mijl van Bali tot Rodrigues en daarmee de langste oversteek tot nu toe! We maken de boot vaarklaar, bergen de bijboot op, sjorren alles vast aan dek. En nemen dan nog een paar uur de tijd voor regelzaken nu we nog internet hebben. Twee dagen eerder hebben we namelijk onze beide moeders gebeld en ze uitgenodigd om samen met ons op 12 januari 2016 mee terug te vliegen naar Zuid Afrika (na een kort gepland bezoek aan Nederland) voor een rondreisje bij Kaapstad! Het was zo leuk hun blije reacties te horen, dat we meteen de tickets hebben geboekt. Nu de accommodatie nog. Het leek wel een reisbureau aan boord van de Déesse, ieder met een computer op schoot op zoek naar leuke slaapplekken en na ruim een uur was alles geboekt. We laten de moeders weten dat alles in kannen en kruiken is, de voorpret kan beginnen. Dan varen we de haven uit, de Indische Oceaan op. Afrika, we komen eraan!