Nou ja, met de aankomst op de Marquesas zijn we op de Stille Oceaan eigenlijk nog maar halverwege, we hebben nog duizenden mijlen voor ons, voor we in November aankomen op Nieuw Zeeland. Maar vanaf hier zijn de trajecten veel korter, varierend van een dag tot ruim een week. De oversteek die we achter de rug hebben, 3000 mijl van de Galapagos naar de Marquesas (Markiezen), is verreweg de grootste tot nu toe en waarschijnlijk de grootste van onze hele reis. Dat het niet de zwaarste zou zijn wisten we van te voren en die verwachting kwam ook uit. Even wat cijfers:
Afgelegde afstand: 2949 mijl (dat is 5308 km)
Duur: 19 dagen en 13 uur
Gemiddelde snelheid: 6,3 knoop (mijl per uur)
Gemiddelde dagafstand: 151 mijl
Windrichting: aanvankelijk Z-ZO, later ZO-O
Windsnelheid: 15-25 knopen
Zeilstand: ruime wind of voordewind (met uitgeboomd voorzeil).
Zeilvoering: een of 2 riffen in het grootzeil, genua volledig of deels ingerold. Eenmaal 24 uur de gennaker opgehad.
Motoruren:1 (alleen bij vertrek en aankomst)
Gevangen vissen: 8
Schade: geen van betekenis.
Uitgaven: 0 Euro

De afgelegde afstand hebben we niet helemaal gezeild, we kregen 210 mijl “cadeau” door stroom mee. Dat was niet puur geluk, we hadden ons goed voorbereid en de route zo gekozen dat we maximaal stroom mee zouden hebben. We wilden ons niet weer laten verrassen, zoals op het traject Panama-Galapagos.
In vergelijking met de Atlantische oversteek was de wind dus een stuk vriendelijker, meestal windkracht 4-5, bij uitzondering meer. De zeegang was af en toe echter zeer oncomfortabel, door kruiszeeen (golven en/of deining uit meerdere richtingen tegelijk) werden we vaak doorelkaar geschud alsof we in een wasmachine zaten. Maar af en toe hadden we het heerlijke gevoel van de lange rustige oceaandeining die je bij een passaatwind verwacht.
De Pacific staat er om bekend dat de windrichting zo constant is dat je de zeilen soms een week lang niet hoeft bij te stellen, maar ondanks de constante windrichting pasten wij de zeilvoering toch vaak aan. Dat kwam omdat we op de grens voeren van een ruimewindse koers en een voordewindse koers. Onze boot vaart opvallend lekker bij een uitgeboomd voorzeil (plus een strakke werkfok aan lij tegen het rollen) en die configuratie kozen we vaak voor de nacht. Overdag ging de genua dan weer naar lij. We zijn een geolied team bij die zeilwisselingen, ook midden in de nacht.
Was het op de Atlantische oversteek soms zo pittig dat je overdag nergens aan toe kwam, tijdens deze oversteek hebben we heel wat boeken kunnen lezen en Monique kon ook lekker breien en ander knutselwerk doen. De sfeer was haast meditatief, we gleden samen met de Deesse westwaarts en het besef van tijd nam af. We volgden onze routines en hadden het gevoel dit eeuwig te kunnen volhouden. De nog af te leggen afstand leek er een hele tijd niet toe te doen. We speurden de horizon af in de hoop walvissen te zien, maar die hebben we nog te goed. Wel zagen we enorme scholen dolfijnen, soms honderden tegelijk, een aantal vaak synchroon zwemmend, soms spelend met onze boeggolf, soms ook zonder zich iets van de Deesse aan te trekken.
Het weer was stabiel. De meeste dagen waren overwegend zonnig. Evenals op de Atlantic kwamen er af en toe squalls over, maar er zat nu zelden veel wind of regen in. De zonnepanelen en sleepgenerator leverden meer dan voldoende stroom en de watermaker functioneerde probleemloos. De windvaanstuurinrichting heeft tijdens de gehele oversteek feilloos gewerkt.
Tijdens de oversteek hadden we dagelijks radiocontact met 7 andere boten die we op de Galapagos hadden ontmoet en die min of meer tegelijkertijd waren vertrokken. Het is een soort lotgenotencontact, even horen hoe het bij de anderen gaat. Even je geluk of je frustraties delen, we keken iedere dag wel uit naar dat moment. Op een na liepen die schepen onderweg behoorlijke averij op. Bij een boot viel al op de tweede dag de (elektrische) autopilot uit. Dat betekende op de hand sturen gedurende de hele oversteek. Gelukkig waren ze met zijn vieren. 2 verloren hun gennaker, bij een brak de val van zijn genua. Een had problemen met zijn windvaanstuurinrichting, maar hij kon zijn elektrische autopilot nog gebruiken en bij 2 viel de generator (tijdelijk) uit. Lastig als je een volle diepvries hebt. Nou hebben wij geen diepvries en ook geen generator, dus sommige problemen kunnen ons gelukkig niet eens overkomen.
De visvangst ging onderweg buitengewoon goed. Het leverde ons op het radionet de titel “fishing vessel Deesse” op. De aanschaf van beter materiaal (hengel en molen) in Panama loonde duidelijk. 5 Mahimahi’s, een bonito en een geelvintonijn zorgden ervoor dat wij 13 dagen vis aten. Een keer ging het mis. Op de laatste dag vingen we de geelvintonijn, maar de lijn ging opnieuw uit omdat we de koelkast bij aankomst graag vol wilden hebben. We vergaten dit keer echter de ratel aan te zetten (die normaal waarschuwt als er een vis met de lijn vandoor gaat). Toen we na het radionet buitenkwamen zagen we plots de hengel krom staan en was er al zo’n 450 meter lijn van de haspel af. Er bleek een enorme vis aan te zitten. Zeker een half uur waren we samen bezig de lijn, met de sterk tegenstribbelende vis, weer binnen te halen. Het bleek een wahoo, van meer dan een meter lang. Helaas brak de bevestiging van het aas op het allerlaatste moment toen we hem uit het water probeerden te halen. Alle moeite voor niets, al hadden we de lijn gelukkig wel kunnen redden.
Ruim een dag voor aankomst zag het er al naar uit dat we het eiland Fatu Hiva bij donker zouden bereiken. We kozen ervoor om geen vaart te minderen, maar door te varen om dan ‘s nachts in de luwte van het eiland, eindelijk in rustig vaarwater, het licht af te wachten. Om 3 uur ‘s nachts lagen we buiten de ankerbaai. We vierden dit zoals gebruikelijk met een glaasje bubbels. Afwisselend sliepen we wat en bij het eerste licht voeren we de baai binnen. We waren natuurlijk trots op de geslaagde oversteek, al werd het plezier wat getemperd door de verloren wahoo.
Om 7.30 wilden we het anker laten vallen, maar toen bleek dat ook de Deesse af en toe wat kan mankeren; de ankerlier weigerde totaal. Na enkele mislukte pogingen met ons 2e anker (het afgedankte hoofdanker waarin we eigenlijk geen vertrouwen hebben), hebben we het zware hoofdanker met ketting maar op de hand uitgelaten. Gelukkig zat die wel meteen goed.
Pas toen konden we de omgeving goed tot ons laten doordringen. Het landschap is adembenemend, de baai is omgeven door wanden die bijna loodrecht uit zee opstijgen, bedekt met uitbundige vegetatie in alle schakeringen groen. Je ruikt het fruit dat overal groeit. Al snel komt er een motorbootje met enkele Polynesiers, die pompelmoezen (gigantische grapefruits) en bananen bij zich hebben. In geld zijn ze niet geinteresseerd, ze willen ruilen. Het liefst hebben ze rum, maar met enkele vishaakjes en vislijn zijn ze ook tevreden. We blijven die dag aan boord om op te ruimen en uit te rusten. ‘s Avonds eten we met de bemanningen van de Daemon en de Anke-Sophie sashimi van onze zelf gevangen tonijn. We zijn aangekomen in het paradijs, zo voelt het, ruikt het en zo mooi ziet het er uit. We kunnen niet wachten om het te gaan verkennen.